Het zal toch geen uitstervend ras zijn? Jaren geleden, zo rond de eeuwwisseling, flitsten en zwaaiden de middelvingers driftig achter autoramen. Soms aan langgestrekte armen als extra richtingaanwijzer door het flux geopende zijraam.
Er was een incident, natuurlijk, een botsing van belangen. Hij rechtdoor, ik de rijbaan op. Mijn knipperende richtingaanwijzer en zijn ononderbroken koers.
De vertrekkende lijnbus de vrije doorgang laten en het te laat indalende besef ‘o ja, hij heeft voorrang’.
Of nee, no way. Deze king of the road buigt voor niemand. Teveel bloed, zweet en tranen zitten in mijn Golf Grand Turismo Injection om die dikbuikige slijmslak dieselwalmen in mijn gezicht te laten braken.
De buschauffeur volhardt meestal zijn ingezette manoeuvre en dan wordt het kiezen of delen; remmen of naar de bollende middenberm die ruimte biedt voor een narrow escape. Snerpend trekt de spoiler een geluidsspoor. Op de achterbank, door de openstaande ramen; het gebaar der gebaren van de wegkoning. Als toegift een claxon-concert of tweehonderd meter langzaam-aan-rijden als pesterijtje. Dan is de adrenaline op en moet er weer rubber worden verbrand…
Ach, je wordt ouder, milder, zeggen ze. De rijtijd is niet meer heilig, geen minutengeneuk meer, al blijft het sprokkelen van seconden soms nodig om net die ene aansluiting te halen waar persoonlijk om werd gevraagd.
Een groeiend besef bij de busbestuurder; wat zijn een paar seconden…wachten op een interval…de focus van de bestuurder is op de weg…geef hem de tijd…
Is het voorschrijdende civilisatie à la Weber, een wedstrijdje gentlemenship, laten zien wie de heer is in het verkeer?
De incidenten zijn echte íncidenten geworden.
Mocht ik een keer een slechte dag hebben en mijn 12 ton gelijmde kunststof in de strijd werpen, God geef me dan de kracht te gniffelen over de middelvinger die dan gestrekt wordt: ‘Ach gut wat lief, een Neanderthaler die tot één kan tellen’